IJs is bevroren water of de bevroren bovenste laag van water. De vorming en aangroei van natuurijs is een proces dat van verschillende factoren afhangt.
De vorming en aangroei van natuurijs is een uiterst ingewikkeld proces. Temperatuur, wind, bewolking en vochtigheid zijn van grote invloed. Ook de stroomsnelheid, diepte en ligging van het water spelen een belangrijke rol.
IJsvorming
Op stilstaand water vormt zich eerder ijs dan in een stromende rivier. Naarmate de waterplas dieper is, duurt het langer voordat ijsvorming optreedt. Onder bruggen gaat de ijsvorming langzamer, omdat de uitstraling daar minder sterk is. Ook onder een wolkendek gaat ijsvorming langzamer. Bewolking tempert ’s nachts de afkoeling, maar beschermt het ijs overdag tegen de warme zon.
Effect droge lucht
Is de lucht droog, dan is ook de verdamping groot. Verdamping onttrekt veel warmte aan het water. Onder die omstandigheden zal het ijs ook bij een luchttemperatuur van iets boven het vriespunt aangroeien. In vochtige lucht is dat niet het geval. Bij temperaturen boven nul komt water op het ijs te staan.
Effect wind
Wind versnelt het bevriezingsproces in de regel. De warmte die vrijkomt bij bevriezing wordt dan snel afgevoerd. Waait het echter hard, dan wordt de bevriezing juist vertraagd. Dit komt omdat het water dan goed mengt en het warme bodemwater omhoog komt. Dit veroorzaakt de voor schaatsers verraderlijke wakken.
Effect sneeuw
Onder een laag sneeuw groeit het ijs in de regel minder snel aan. Het gewicht van de sneeuw kan het ijs onder water duwen. Verse sneeuw is bovendien een goede isolator en slechte geleider. Vrieskou dringt slecht door de sneeuw heen wat verdere bevriezing van het ijs tegenhoudt.
Andere factoren
Ook niet-meteorologische factoren zoals grote groepen watervogels, waterdieren, spuien, bemaling of verontreiniging de ijsvorming belemmeren.
Bron tekst: KNMI